In het noordelijk deel van de stad Kunduz ligt de Spinzar fabriek. Al vaak was ik langs de indrukwekkende poort gereden.
Deze fabriek is een begrip geweest in de katoen industrie. Spinzar had verkoopkantoren overal in de wereld, ook in Europese landen. Duizenden arbeiders vonden werk in de fabriek in Kunduz. De directeur was zo vriendelijk ons rond te leiden.
De koning van Afghanistan, Zahir Shah, bepaalde dat alle uniformen voor de Afghaanse politie en militairen gemaakt moesten worden van katoen van de Spinzar fabrieken. En alle olie die door de overheid gebruikt werd moest Spinzar olie zijn.
De fabriek voorzag de arbeiders van woonruimte, er zijn nog steeds hele wijken in Kunduz met huisjes die eigendom zijn van Spinzar. De fabriek verstrekte de boeren uit de omgeving katoenzaad van hoge kwaliteit waarmee de boeren hun katoen konden verbouwen. Deze katoen werd dan tegen vaste prijzen afgenomen door de fabriek. De fabriek had haar eigen sportvereniging en zelfs een eigen boshkashi team.
Er wordt nog steeds katoen aangevoerd en verwerkt, maar nu alleen in kleine hoeveelheden.
De pluizen van de katoen worden van de pit of kern gescheiden, de pitten worden geperst en daaruit wordt olie gemaakt. De olie kan als kookolie, bak- en braadolie worden gebruikt. Maar er wordt ook zeep van gemaakt. De restanten van de pitten uit de oliepers wordt als veevoer verkocht (perskoeken).
Deze fabriek is een begrip geweest in de katoen industrie. Spinzar had verkoopkantoren overal in de wereld, ook in Europese landen. Duizenden arbeiders vonden werk in de fabriek in Kunduz. De directeur was zo vriendelijk ons rond te leiden.
De koning van Afghanistan, Zahir Shah, bepaalde dat alle uniformen voor de Afghaanse politie en militairen gemaakt moesten worden van katoen van de Spinzar fabrieken. En alle olie die door de overheid gebruikt werd moest Spinzar olie zijn.
De fabriek voorzag de arbeiders van woonruimte, er zijn nog steeds hele wijken in Kunduz met huisjes die eigendom zijn van Spinzar. De fabriek verstrekte de boeren uit de omgeving katoenzaad van hoge kwaliteit waarmee de boeren hun katoen konden verbouwen. Deze katoen werd dan tegen vaste prijzen afgenomen door de fabriek. De fabriek had haar eigen sportvereniging en zelfs een eigen boshkashi team.
Er wordt nog steeds katoen aangevoerd en verwerkt, maar nu alleen in kleine hoeveelheden.
De pluizen van de katoen worden van de pit of kern gescheiden, de pitten worden geperst en daaruit wordt olie gemaakt. De olie kan als kookolie, bak- en braadolie worden gebruikt. Maar er wordt ook zeep van gemaakt. De restanten van de pitten uit de oliepers wordt als veevoer verkocht (perskoeken).
De fabriek draaide prima tot en met de Taliban tijd. In 2003 werd de fabriek gekocht door een Frans consortium en daarmee raakte de fabriek is verval. Nu werken er nog maar 200 mensen en staan de meeste machines stil en maken de lege hallen een troosteloze indruk.
Jammer; want economische bedrijvigheid komt de veiligheid ten goede. Welvaart maakt de mensen minder ontvankelijk voor radicale opvattingen.
En ik wist helemaal niet dat je olie kon maken van katoen !
No comments:
Post a Comment